Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Interview Paul Doedens | Separatie voorkomen

Patiënten in de ggz lopen schade op door insluiting. Paul Doedens onderzoekt daarom of het ‘anders en beter kan’. Zijn motto: behandel iedereen met een zekere waardigheid, want dat heeft een positief effect op de hele maatschappij.
Paul Doedens separatie voorkomen
Paul Doedens: ‘Je kunt met de beste intenties ook slechte dingen doen’. Foto: Henk Rosendal

Wat is je achtergrond?

‘Ik ben opgegroeid in West-Friesland. Mijn ouders komen uit het onderwijs en de zorg. Wat ik nu allemaal doe heb ik dus niet van een vreemde. Nadat ik het vwo had afgerond stond ik voor de keuze wat ik zou gaan doen. Een studie lag het meest voor de hand. Maar omdat ik eigenlijk nooit lange-termijnplannen maak, twijfelde ik enorm. Mijn moeder opperde toen de verpleging, en dat leek me aantrekkelijk. Toen ben ik gewoon begonnen aan de hbo-v.’

Hoe vond je de opleiding?

‘Eigenlijk kreeg ik pas het goede gevoel over de opleiding en het beroep tijdens mijn tweede stage op een interne afdeling van het AMC. Daar was een leerwerkplaats, met een fijne cultuur van zowel aanpakken als directe feedback geven aan elkaar. Dat paste mij goed, ook door mijn achtergrond in de “bollencultuur”: hard werken en eerlijk zijn.

Tijdens die stage ervaarde ik dat ik dingen voor elkaar kreeg. Dat was belangrijk, dat dingen mij lukten. Ik leek wat in mijn mars te hebben. Vanaf het begin van de opleiding had ik vooral affiniteit met psychiatrische zorg. Tijdens mijn stage in de ggz werd dat verder aangescherpt. Ik zag dat deze patiëntengroep vaak wordt gemeden door anderen, omdat ze niet altijd worden begrepen, en door het maatschappelijk stigma. En had weer dat gevoel dat dingen mij wel lukten. Op dat moment wist is dat dit mijn gebied was. En dat is het nu al vele jaren zo.’

Wat ging je doen na de hbo-v?

‘Het was voor mij logisch om op een afdeling psychiatrie te gaan werken. Daar kreeg ik binnen het AMC meteen de kans voor: werken op een gesloten afdeling. Ik voelde me hier thuis, en wist dat ik hier ook nog veel kon leren. Zowel persoonlijk als in mijn beroep. Want eerlijk is eerlijk: je leert het vak pas door meters te maken. En dat wilde ik graag.’

Hoe ging dat je af?

‘Nou, ik denk dat ik best wel een grote mond had. Dacht van alles aan te kunnen en te kunnen veranderen. Deed al heel snel mee aan allerlei projecten, bijvoorbeeld op het gebied van evidence-based practice en overgaan van papieren dossiers naar een EPD. Dat laatste was ergens wel vreemd, want ik had geen verstand van ICT. Maar mijn leidinggevende zag mijn behoefte om dingen op te pakken en ook dat ik wel wat in mijn mars had. Dat heeft me erg geholpen.

Daarna wilde ik me verder ontwikkelen. Die drang heb ik altijd gehad. Er was toen de mogelijkheid om de eerste paar modules van de masteropleiding EBP te doen in het kader van een ontwikkeltraject voor verpleegkundigen van het AMC. Ik merkte dat dat me ook wel lag, vooral die studeerflow waar je dan in komt.

‘Iedereen voelt ongemak bij separatie’

Dat plaatste me wel voor een dilemma. Binnen de afdeling doorontwikkelen naar de rol van senior-verpleegkundige? Of doorgaan met studeren? Ook toen had ik veel aan mijn afdelingshoofd, die goed doorhad dat ik meer wilde dan me bezighouden met vooral operationele taken. Dat ik gelukkiger zou worden als ik me verder kon ontwikkelen binnen mijn vakgebied. Toen ik daarop de mogelijkheid kreeg om de hele master af te ronden, heb ik dat dan ook met veel plezier gedaan.’

En dat was meteen de opstap naar de promotie-traject?

‘Voor een deel wel. Na de master ben ik een dag in de week bij de Hogeschool van Amsterdam (HvA) gaan doceren. Dat doe ik tot op de dag van vandaag. Met veel plezier. Maar studeren en onderzoek doen is altijd blijven trekken. Met steun van het AMC en de HvA heb ik mijn afstudeeronderzoek kunnen uitbreiden naar een promotietraject. Ook het onderwerp was snel duidelijk: separatie. Dat was ook het onderwerp van mijn bachelor- en masterscriptie. Wat me vooral intrigeerde was het ongemak dat iedereen hier altijd bij voelt. Ik wilde daar onderzoek naar doen.’

Wat was het hoofddoel van je onderzoek?

‘Hoewel minder dan voorheen, komt separeren van patiënten nog regelmatig voor. Het leidt altijd tot een gevoel van: was dit echt het juiste om te doen bij het verminderen van agressief gedrag? En wat is de rol van de verpleegkundige hier eigenlijk bij? Ik wilde de kennis verbeteren over de invloed van verpleegkundigen op het ontstaan van agressie en het gebruik van separatie. In de hoop dat dit zou bijdragen aan het voorkomen van separatie en andere vormen van verplichte zorg.’

Hoe heb je dit aangepakt?

‘Het eerste deel van mijn proefschrift gaat over de relatie van medewerkers met agressief gedrag. Eerst heb ik een kwalitatief onderzoek gedaan naar de ervaringen en perspectieven van patiënten en verpleegkundigen rondom agressie-incidenten. Het viel op dat er weinig verschil was tussen beiden in de perceptie van de gebeurtenissen. Wel was er verschil in de ervaren ernst van het gebeuren: verpleegkundigen schatten die hoger in.

Ook was er verschil in de aanbevelingen die beiden deden om agressie in de toekomt te voorkomen. Die van patiënten waren zeer persoonlijk, die van de verpleegkundigen meer algemeen, en gericht op de randvoorwaarden en organisatie.

Aanvullend daarop heb ik een dossieronderzoek gedaan naar voorspellende factoren voor agressief gedrag in ziekenhuizen. Samen met collega’s kon ik een dataset uit de Verenigde Staten analyseren. Hieruit bleek dat de kans op agressief gedrag groter is naarmate patiënten langer verblijven in het ziekenhuis, als zij ouder zijn en als de opname in een weekend plaatsvindt.

Daarna kon ik een kwantitatief onderzoek doen naar factoren van patiënten en verpleegkundigen die een rol spelen bij het ontstaan van agressief gedrag. Hieruit bleek dat de aanwezigheid van meer mannelijke verpleegkundigen geassocieerd was met minder agressieve incidenten. Daarnaast lopen verpleegkundigen met een meer extravert karakter een hogere kans op agressie dan meer introverte verpleegkundigen. Hetzelfde gold voor verpleegkundigen met een hogere neuroticisme -score. Patiëntkenmerken die bijdragen aan die hogere kans op agressie zijn: een jonge leeftijd, bipolaire stoornis, comorbide persoonlijkheidsstoornis en/of een verstandelijke beperking.

Het tweede deel van mijn proefschrift ging over separatie. Ik heb een systematisch literatuuronderzoek gedaan naar de houding van verpleegkundigen ten aanzien van dwangmaatregelen en de rol van hun persoonskenmerken hierbij. Hieruit bleek dat verpleegkundigen steeds minder therapeutische waarde toekennen aan dwangtoepassingen en het vooral zien als laatste redmiddel in gevaarlijke situaties. Zij hebben meer en meer een voorkeur voor minder ingrijpende interventies. Verder moest ik concluderen dat onderzoek op dit gebied zeer divers en weinig uitsluitend is.

Daarnaast heb ik twee jaar data verzameld over separaties op de gesloten afdeling en die geanalyseerd. Daaruit kon worden geconcludeerd dat er inderdaad een associatie is tussen het aantal vrouwelijke verpleegkundigen in dienst en het aantal separaties. Ook was er een aanwijzing dat de persoonlijkheidstrek “openheid” van verpleegkundigen mogelijk beschermt tegen separatie. De algemene conclusie was dat er geen gouden oplossingen zijn om de veiligheid op psychiatrische afdelingen te vergroten. En dat contact tussen patiënten en verpleegkundigen hierbij een cruciale rol speelt. Op dit gebied kunnen verpleegkundigen zich wellicht nog beter ontwikkelen.”

Een centraal thema in je werk en onderzoek is agressie. Klopt dat?

‘Ja, dat kan je wel zeggen. Ik doe daar nu ook een postdoconderzoek naar. Geweld op de werkvloer heeft een grote impact op verpleegkundigen. Daar waar angst, frustratie, aandoeningen en onbegrip bij elkaar komen is er een grotere kans op agressie. Niet dat ik het goedkeur, maar we moeten dit wel accepteren als een fact of life. Het is dan de uitdaging om hier zó mee om te gaan, dat het minder voorkomt.

Ook moeten we zorgen voor veerkrachtige professionals die met risicovolle situaties om kunnen gaan. En dat je je veilig voelt in een omgeving waar geweld mogelijk kan optreden. En dat, als het dan toch gebeurt, mensen goed worden opgevangen. Daarmee voorkomen we hopelijk uitval en uitstroom van verpleegkundigen.’

Waar denk je dan aan?

‘We moeten ons richten op zaken waar we invloed op hebben. Het gaat om de interactie tussen patiënten en verpleegkundigen. Je hebt invloed op jezelf en hoe je omgaat met emoties of (dreigend) agressief gedrag. Dat uit zich in jouw interactie met de patiënt. Ik heb het dus niet over schijnbaar willekeurig publiek geweld tegen bijvoorbeeld ambulancepersoneel, maar over agressie die ontstaat in de interactie tussen twee mensen binnen een zorgrelatie.

Het is niet zo simpel als wel wordt gedacht: dat er sprake is van één dader en één slachtoffer. Ik heb geleerd dat ook heel aardige, niet-gewelddadige mensen in een situatie kunnen komen waarin ze agressief gedrag kunnen vertonen. Dit kan het gevolg zijn van een giftige cocktail van frustratie, angst, onbegrip, verdriet et cetera. Het is meer dan alleen “niet begrepen worden”.

De hulpverlener moet in staat zijn om op die momenten de verantwoordelijkheid te nemen om de interactie te verbeteren. Ik wil benadrukken dat in deze situaties de emoties van de patiënt centraal (moeten) staan en dat daar ook de mogelijkheden voor de-escalatie liggen. Dat is voor mij een centraal thema: de-escaleren vanuit de interactie. Dat voorkomt dat je wegkijkt of -loopt en zorgt ervoor dat je in contact blijft.’

Paul Doedens: ‘Introverte verpleegkundigen lopen minder kans op agressie’. Foto: Henk Rosendal

Voorkom je dan alle dwangmaatregelen?

‘Helaas niet. Terugkijkend op gebeurtenissen als een separatie concludeer ik soms dat het lijkt alsof we alles goed hebben gedaan, maar dat het toch niet is gelukt om die separatie te voorkomen. Andersom komt ook voor: soms blijkt uiteindelijk dat een separatie toch net niet nodig was, en kan ik achteraf niet bedenken hoe dat nu kwam. Hoe goed je het ook doet, je hebt nooit 100 procent garantie dat de uitkomst ook goed is. Dat is zo in de somatische zorg, en ook in de psychiatrie.’

Wat is leuk aan werken in de psychiatrie?

‘Dat je intensief bezig bent met interacteren. Dat is mijn werk, dat zijn mijn interventies. En ik werk met boeiende mensen, ze zijn tegelijkertijd onbekend en intrigerend. Ik hou van werken met gedrag en het besef dat mijn gedrag zoveel invloed kan hebben op anderen. Dat ik het verschil kan maken. Ik heb gesprekken die ik nooit zou hebben in een andere functie. Ik leer mensen kennen die ik anders niet zou leren kennen.’

Dus dit doe je over vijf jaar nog steeds?

‘Waarom niet? Ik heb een heel leuke baan, vind bijna alles leuk wat ik doe. Ik sta graag voor de klas. Ik doe graag onderzoek en initieer graag projecten. Het vele contact met anderen houdt me scherp. Ik ben hier op mijn plek.

Daarom wil ik ook niet alleen maar bezig zijn met onderzoek of onderwijs. Ik vrees dan in een bubbel terecht te komen, losgezongen van de praktijk. Ik geloof in de driehoek van zorg, onderzoek en onderwijs. Die moeten elkaar voeden, en ik mag daar middenin staan en ben op alle drie de gebieden actief. Ik doe dus graag veel en verschillende dingen en ga herhalingen zoveel mogelijk uit de weg. En die kans krijg ik, bij zowel Amsterdam UMC als de HvA.’

Wil je tot slot nog iets zeggen?

‘Ik zei altijd: separeren doen we met de beste intenties. Maar inmiddels besef ik dat de beste intenties op zich niet altijd voldoende zijn om te zorgen dat je de goede dingen doet. Sterker: je kunt met de beste intenties ook slechte dingen doen. Met andere woorden, en daar zal niet iedereen het mee eens zijn: insluiten is – ook met de beste bedoelingen – op zich slecht. Zeker nu we weten dat patiënten er met meer schade uitkomen dan ze erin gaan.

Ja, ik heb het zelf ook regelmatig gedaan, en echt met alle goede bedoelingen. Maar in de toekomst wil ik er alles aan doen om dit anders en beter te doen. Want de groep die er slechter van wordt, en er het meest onder lijdt, verdient aandacht hiervoor. Mensen kiezen niet voor al die ellende. Dus laten we ons inzetten om, waar mogelijk, zo goed mogelijk te helpen. En vooral: behandel iedereen met een zekere waardigheid, want dat heeft uiteindelijk een positief effect op de hele maatschappij.

CV

Werkzaamheden 

2014-heden        Docent-onderzoeker Verpleegkunde, Hogeschool van Amsterdam
2009-heden        Verpleegkundige, onderzoeker en docent, afdeling Psychiatrie, Amsterdam UMC

Opleiding

2016 – 2021        Promotietraject, Amsterdam UMC, locatie AMC
2011 – 2013        Master Evidence Based Practice in Health Care, Universiteitvan Amsterdam
2005 – 2009        Hbo Verpleegkunde, Hogeschool van Amsterdam