
Waarom ben je destijds de verpleging ingegaan?
‘Ik ben de hbo-v gaan doen omdat ik al vroeg het ziekenhuis en de zorg voor zieke mensen interessant vond. Mijn oma had aan het einde van haar leven veel co-morbiditeit en was daardoor vaak in het ziekenhuis. Ik bezocht haar regelmatig en vond het fijn om niet alleen te zorgen voor haar, maar ook voor haar kamergenoten. Dit inspireerde me om voor de verpleegkunde te kiezen. Verder was mijn tante doktersassistente. Zij vertelde veel over haar beroep. Ze kreeg jaren later zelf atriumfibrilleren. Ik zag hoe ze daaronder leed. Ik wilde graag helpen en onderzoeken of er nadere mogelijkheden tot behandeling en verbetering van haar kwaliteit van leven mogelijk waren. Dit was een motivatie voor mijn promotieonderzoek naar de effectiviteit van de atriumfibrilleren-polikliniek. Dankzij deze twee vrouwen had ik een goed beeld van de zorg gekregen, zij zijn belangrijke inspiratiebronnen geweest.’
Wist je al meteen dat je in het ziekenhuis wilde werken?
‘O nee. Dat was ook een reden om te kiezen voor de hbo-v. Toen liep je stage in alle domeinen. Dat gaf mij de kans om overal te kijken. Eigenlijk vond ik alle settings uitdagend, maar de stage in het ziekenhuis sprong eruit. Ik wist vanaf dat moment dat het de goede richting was voor mij.’
Hoe verliep je pad na de hbo-v?
‘Ik begon in de “verpleegkundigenpool” in het Sint Maartens Gasthuis, tegenwoordig VieCuri Medisch Centrum, in Venlo. In die tijd wezen oud-studiegenoten me op een vacature op de afdeling Chirurgie van het toenmalige academisch ziekenhuis Maastricht, nu beter bekend als Maastricht UMC+. Daar heb ik vijf jaar gewerkt. Mijn afdelingshoofd adviseerde me al snel om ook een studie op te pakken. Dat vond ik een goed idee, en ik ging in deeltijd Gezondheidswetenschappen studeren in Maastricht.
Daarna wilde ik gewoon “lekker” werken op de verpleegafdeling, maar werd ik al gauw betrokken bij het initiatief om de voormalige polikliniek cardiologie om te zetten in een multidisciplinair hart-en-vaatcentrum. Daarbij kon binnen de zorgpadenbenadering een belangrijke rol ontstaan voor verpleegkundigen. Gebaseerd op dit “redesign” kreeg ik de mogelijkheid om een atriumfibrilleren-polikliniek op te zetten die werd geleid door verpleegkundigen. Daar heb ik met veel plezier aan gewerkt, aan zowel de opzet als evaluatie. Dat was tegelijk de basis van mijn promotieonderzoek, dat ik in 2013 mocht afronden. Ik heb hiervoor een gerandomiseerde studie gedaan met meer dan 700 patiënten. Daarna kon ik een postdoc doen in Zweden. Vervolgens werd ik uitgenodigd om een keynote-lezing te geven in Brisbane, Australië, waar ik in contact kwam met een Australische cardioloog, die veel interesse had in ons Maastrichtse atriumfibrilleren-poli-model. Hij nodigde me uit om naar Adelaide te komen, waar ik hoogleraar werd. Maar ik ben altijd contact blijven houden met Maastricht. Toen ik hoorde dat daar in 2020 een Vakgroep Verpleegkunde werd opgericht, raakte ik al gauw in gesprek met mijn “oude stek”. En dat heeft uiteindelijk geresulteerd in mijn huidige aanstelling. Dat alles zo zou gaan lopen had ik nooit kunnen bedenken, de cirkel is rond…’
Je werkt intensief samen, toch?
‘Ja, we hebben hier een mooie samenwerking met de Universiteit Maastricht. En werken nu drie hoogleraren. De anderen zijn Sandra Zwakhalen en Jan Hamers, die zich vooral richten op ouderenzorg. Ikzelf ben aangesteld bij het ziekenhuis. We overleggen regelmatig, stemmen af, werken samen en leren van elkaar.’
Je inauguratie is op 4 december. Waar ga je het over hebben?
‘Natuurlijk over geïntegreerde zorg en de rol van verpleegkundigen daarbij. Dat is het onderwerp waarvoor je me – bij wijze van spreken – ’s nachts mag wakker maken. Dit onderwerp is en wordt heel belangrijk voor de verpleegkunde.’
Wil je dat uitleggen?
‘Geïntegreerde zorg, ook bekend als integrated care, is een andere manier van werken, die bijdraagt aan het effectiever en efficiënter maken van zorg. Het komt eigenlijk neer op een brede, holistische kijk op zorg waarbij in mijn ogen een cruciale rol is weggelegd voor verpleegkundigen. Voor hen ontstaan hierdoor ook mogelijkheden om zich verder te ontwikkelen in hun beroep en professie. En dat is nodig gezien de huidige en verwachte personeelstekorten.’
Kun je verder inzoomen op het concept geïntegreerde zorg?
‘Het is gebaseerd op vier met elkaar verbonden pijlers. De eerste is een persoonsgerichte benadering, waarbij samen met de patiënt wordt gekeken naar wat voor hem of haar belangrijk is, wat de doelen zijn binnen het zorgtraject en wat hij of zij zelf kan bijdragen aan de eigen gezondheid. Dus niet een behandeling voorschrijven en afwachten hoe het gaat, maar actief doorvragen hoe het met iemand is en wat voor hem/haar belangrijk is. En begeleiden in het nastreven van gestelde doelen. Het is cruciaal om patiënten actief te betrekken bij het zorgproces. Betrekken, maar ook opleiden. Dat klinkt wellicht raar, opleiden van patiënten, maar ik geloof daarin. Zeker als het gaat om aanpassen van leefstijl. Daar moet je tijd voor nemen. En kijken wat een patiënt wel of niet kan en wil.
‘Het is cruciaal om patiënten op te opleiden, zeker bij leefstijlaanpassing’
De tweede pijler is een samenwerkend team van professionals, die samen met de patiënt de beste zorg kunnen inrichten. Denk aan verpleegkundigen, artsen, fysiotherapeuten, diëtisten en apothekers. Het is hierbij belangrijk dat er ruimte ontstaat voor verpleegkundig leiderschap, maar ook voor gedeeld leiderschap en verantwoordelijkheden. Dit betekent dat je echt in gesprek moet gaan met de patiënt. Hier hangt de derde pijler mee samen: holistische zorg. We moeten niet alleen kijken naar het primaire ziektebeeld, maar naar de totale mens. Dat verhoogt de effectiviteit van de behandeling. Als vierde pijler zie ik het gebruik van digitale technologie. Er is zóveel mogelijk als het gaat om handige tools en apps. Verpleegkundigen kunnen hier nog veel meer gebruik van maken. Daar draag ik graag aan bij.’
Hoe ga je dat doen?
‘Het Maastricht UMC+ heeft als visie om de verpleegkunde verder te academiseren. Dat betekent niet alleen dat er evidence based wordt gewerkt, maar houdt ook het genoemde leiderschap in en dat verpleegkundigen wetenschappelijk onderzoek uitvoeren. Dat werkt twee kanten op. Enerzijds bieden we hiermee verpleegkundigen een interessant beroepsperspectief. Anderzijds kunnen we hierdoor de hoog-complexe zorg die we hier bieden evalueren, waar mogelijk verbeteren en ook steeds verder ontwikkelen.’

Hoe kijken verpleegkundigen daar tegenaan?
‘Een groot deel van de verpleegkundigen kijkt hier positief tegenaan. Tussen onderzoek en verpleegkundige praktijk bestaat vaak nog een afstand. Ik wil graag “bruggen bouwen” tussen de klinische praktijk, het onderzoek en het onderwijs. Om me nader voor te stellen én met verpleegkundigen in contact te komen, bezoek ik alle verpleegafdelingen in het ziekenhuis. Ik ga met verpleegkundigen in gesprek, vraag wat voor hen belangrijk is, waar ze in de zorg tegenaan lopen enzovoort. Ik draai ook graag een dienst mee op de afdeling. En ik nodig verpleegkundigen uit om langs te komen en mee te denken. Ik motiveer ze om mee te doen aan onderzoek en projecten binnen de Vakgroep Verpleegkunde. De meesten reageren enthousiast. Onderzoek en verplegen liggen eigenlijk heel dicht tegen elkaar. Wil je je werk goed doen als verpleegkundige, dan moet je ook op onderzoek uit: observeren van de patiënt en diens conditie, het interpreteren van je waarnemingen en metingen, het inzetten van interventies en het vastleggen en evalueren daarvan.’
Zijn hiervan al concrete voorbeelden?
‘Hier in Maastricht zit ik nog in de opstartfase, maar de eerste reacties zijn veelbelovend. Als goed voorbeeld zou ik de poli atriumfibrilleren kunnen noemen. Die heb ik indertijd opgezet samen met een cardioloog, en daarbinnen waren verpleegkundigen het initiële contact voor de patiënt en regievoerder. De verpleegkundige besprak samen met de patiënt de in te zetten route en zette die met andere professionals in werking.’
Is geïntegreerde zorg een typisch ‘ziekenhuisdingetje’?
‘Absoluut niet, het is juist de bedoeling om de verbinding te maken over de muren van het ziekenhuis heen. Maar de meeste initiatieven waarbij ik betrokken ben, komen vanuit het ziekenhuis. Binnen het ziekenhuis zijn er nog veel uitdagingen om iedereen deze kant op te krijgen. Maar een volgende stap is natuurlijk ook de integratie met onder andere de eerste lijn en dus ook de wijkverpleging.
‘Verpleegkundigen kunnen geïntegreerde zorg implementeren’
Patiënten zijn vrij kort in het ziekenhuis. Als je het hele traject goed wilt organiseren en coördineren, is een intensieve samenwerking met de huisarts en de wijkverpleging een must. Denk als voorbeeld aan leefstijlaanpassing. Wij kunnen daar in het ziekenhuis wel mee beginnen, maar het gaat er natuurlijk om dat de patiënt het volhoudt in de thuissituatie. Daar zet ik me graag voor in. De visie van het ziekenhuis is “van huis tot thuis”, wat perfect past bij de mogelijkheden van geïntegreerde zorg.”
Wat ga je het komende jaar doen?
‘Eerst wil ik vooral in contact komen met collega’s in het ziekenhuis om na te gaan in hoeverre er al sprake is van geïntegreerde zorg. En als dat het geval is, in hoeverre dat naar tevredenheid loopt. Als er dan verbeteringen nodig of wenselijk zijn, draag ik daar graag aan bij via het herontwerpen van de zorg. Waarbij ik dan altijd een belangrijke rol voor verpleegkundigen zie. Bij het vormgeven, het implementeren en onderzoeken. Er zijn al professionals uit het ziekenhuis naar me toe gekomen met deze vraag, dus ik denk dat de tijd hier nu rijp voor is.’
En wat is er over vijf jaar gerealiseerd?
‘Ik hoop dat geïntegreerde zorg dan op veel meer plekken is geïmplementeerd. En dat er daarmee veel meer sprake is van gedeeld leiderschap. Daarmee doel ik op verpleegkundig leiderschap in samenspraak met zowel de patiënt als andere professionals, zoals artsen. Die groei zie ik duidelijk voor me: verpleegkundigen die niet alleen een grotere rol innemen in de klinische praktijk, maar ook in het bijbehorende onderzoek en natuurlijk in het onderwijs.’
Over onderwijs gesproken: worden studenten voldoende voorbereid op geïntegreerde zorg?
‘Er is steeds meer aandacht voor innoveren en technologie. Ik zou dit onderwerp, en het concept geïntegreerde zorg, de komende tijd graag verder verkennen met universiteiten en hogescholen. En dan kijken hoe we hierin stappen kunnen zetten.’
Voel je je nu nog steeds verpleegkundige? Of meer hoogleraar/onderzoeker?
‘Een moeilijke vraag. Ik denk dat het toch vooral een combinatie is, waarbij de nadruk wisselt per dag of activiteit. Maar beide zijn nooit ver weg, en dat is ook nodig. Ik ben niet meer betrokken bij de directe klinische patiëntenzorg, maar probeer aan de hand van innovaties in de zorg en voor verpleegkundigen, patiënten te ondersteunen op een andere manier.’
Heb je een advies voor de volgende minister van VWS?
‘Zet in op geïntegreerde zorg en op meer samenwerking tussen de eerste en tweede lijn. Kijk eerste welke zorg nodig is en pas daarna waar die dan wordt gegeven, ook in afstemming op de behoeften van de patiënt. Dit is zowel vanuit kwaliteits- als economische overwegingen noodzakelijk.’
Wil je tot slot nog een oproep doen?
‘Ik hoop dat verpleegkundigen nog meer een onderzoekende houding aannemen. Neem nooit zomaar alles aan, maar vraag je iets af en zoek uit hoe het zit. En neem bij twijfel contact op met docenten, onderzoekers, lectoren en hoogleraren in je omgeving, maar ook met klinische verpleegkundigen die veel expertise hebben.’