Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Interview | Minister met een missie

adriaansen
Zelf als het kan, thuis als het kan, digitaal als het kan. Minister Conny Helder van Langdurige Zorg en Sport presenteerde in de zomer het nieuwe programma voor de toekomst van de ouderenzorg: WOZO.

In welk opzicht is uw beleid een paradigmashift ten opzichte van dat van uw voorgangers? En gaat ‘digitaal’ ook over gebruik van (nu al) beschikbare data?

‘We weten al langer dat de samenleving vergrijst en dat we met min of meer hetzelfde aantal zorgmedewerkers meer zorg moeten bieden in de komende jaren. Nu is het moment onze zorg daar op in te richten. Dat is niet leuk of makkelijk, wel nodig.

Het uitgangspunt moet worden dat we mensen helpen zo lang mogelijk zelfstandig en zelfredzaam te zijn, dat we hen zo veel mogelijk met digitale en technologische oplossingen ondersteunen en dat we hen helpen zo lang mogelijk thuis te wonen. Alleen zo kunnen we dezelfde kwaliteit van zorg blijven geven aan onze ouderen.’

 U verwacht dat de computer werk in de langdurige zorg overneemt en leidt tot besparing van arbeidskrachten. Tot dusver valt die besparing niet mee. Waarom zou dat nu anders worden? Hoe kunnen de resultaten verbeteren?

Foto: William Rutten/ICT&Health

‘Er zijn veel technologische en innovatieve oplossingen om mensen langer zelfstandig en zelfredzaam te laten blijven. Denk aan een anti-trillepel voor mensen met Parkinson, waardoor zij beter zelf kunnen eten. Of een medicijndispenser, waardoor mensen zelfstandig hun medicatie innemen.

Dat doet iets met hun eigenwaarde. Bovendien: als mensen dankzij technologie bepaalde taken (weer) zelf kunnen doen, houden verpleegkundigen tijd over. Tijd die we goed kunnen gebruiken nu de samenleving vergrijst en steeds meer mensen zorg nodig hebben, maar het aantal zorgmedewerkers niet toeneemt. Ik denk dus niet dat technologie het werk van zorgmedewerkers overneemt, maar  ervoor zorgt dat verpleegkundigen en verzorgenden meer tijd hebben voor de zorg waar het écht om draait.

Nu komt het aan op de implementatie van technologie. Zorgorganisaties moeten bewezen effectieve oplossingen vaker inzetten. Het allerbelangrijkst: organisaties moeten hun werkprocessen daarop aanpassen. Denk aan slim incontinentiemateriaal.

Dat heeft een kleine sensor die kan aangeven wanneer het nodig is iemand te verschonen. Zo wordt werk beter planbaar: je verschoont alleen als het nodig is en voorkomt dat je tijd kwijt bent aan controleren wanneer dat nog niet nodig is. Maar dan moeten wel de roosters van verpleegkundigen hierop worden aangepast om de voordelen van technologie te verzilveren.’

U zet in op sensoren in de thuiszorg, die patiënten kunnen monitoren. Maar professionals moeten de resultaten daarvan uitlezen en zo nodig opvolgen, wat tijd kost. En is er voldoende aandacht voor privacy? Kunnen ouderen weigeren?

‘We weten uit de praktijk dat sensoren tijd kunnen besparen, ook als je het uitlezen en opvolgen van de data meerekent. Over het slimme incontinentiemateriaal: je moet inderdaad, bijvoorbeeld via een app, de data ervan in de gaten houden. Maar dat is makkelijker en minder tijdrovend dan zelf regelmatig controleren of te vroeg verschonen. Het is ook prettiger voor de cliënt: niet iedereen vindt het aangenaam regelmatig gecontroleerd te worden.

Het mooiste van sensoren is misschien wel dat ze informatie kunnen geven vóórdat iemand is gevallen. Denk aan een slimme vloer. Die analyseert hoe iemands looppatroon is en of dat verandert. Als het patroon gedurende een aantal dagen onrustiger wordt, neemt het valrisico toe. Op basis hiervan kun je actie ondernemen en veel ellende voorkomen.’

U doet een klemmend beroep op mantelzorgers, zodat ouderen langer thuis kunnen blijven. Misschien zijn ze ook nodig bij een verblijf van hun verwant in het verpleeghuis zelf. Met welke (nieuwe) ondersteuningsmaatregelen kunnen zij daartoe in staat worden gesteld? Mantelzorgers zijn nu al vaak overspannen.

‘Er wordt inderdaad een groot beroep gedaan op mantelzorgers. Zij zijn ontzettend belangrijk. Het is waardevol als mensen verzorgd kunnen worden door degenen die zij goed kennen. Het kan ook waardevol zijn die zorg te kunnen blijven leveren aan een geliefde.

Mantelzorgers leveren nu al veel meer zorg dan de formele zorg, en de vraag naar mantelzorg zal naar verwachting verder toenemen. Tegelijk weten we dat het aantal beschikbare mantelzorgers per zorg- of hulpbehoevende oudere de komende jaren fors terugloopt vanwege de vergrijzing. Daarmee staan we voor een grote uitdaging.

Ik wil dat de zorg van verpleegkundigen, verzorgenden en artsen beter aansluit op wat cliënten zelf doen en wat mantelzorgers doen. Mantelzorgers en zorgmedewerkers moeten schouder aan schouder samenwerken. Zorgorganisaties, vrijwilligers, naasten en de hulpvrager maken deel uit van één team.

Daarbinnen zouden zorgmedewerkers zich met name moeten richten op ondersteuning van cliënten, zodat die het kunnen blijven redden in hun omgeving en met hun netwerk. Dat betekent ook dat we beter voor mantelzorgers moeten zorgen. Het is belangrijk dat zij het blijven volhouden, en daar mogen we hen best meer bij ondersteunen.

Vanuit VWS maken we op dit moment afspraken met de zorgsector over een groot aantal onderwerpen. Mantelzorg onder meer. Ik denk bijvoorbeeld aan het zorgen voor de juiste financiële prikkels voor mantelzorg, het belang van goede risicoverevening en de eigen bijdrage huishoudelijke hulp.

Ook heb ik het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg opgestart, gericht op werkgevers in de zorg. Hierin is aandacht voor versterking van de samenwerking tussen formele en informele zorgverleners en worden goede voorbeelden gedeeld.’

Het personeelstekort wordt deels veroorzaakt door vroegtijdige uitstroom van verpleegkundig en verzorgend personeel. Hoe krijgt u werkgevers zo ver dat ze beter naar de wensen van het personeel luisteren? Denk aan meer autonomie, betere leidinggevenden, meer balans in werk-privé en ondersteuning door technologie.

‘Een belangrijk punt. Werkgevers in de zorg moeten hiermee aan de slag. Als we de grote zorgvraag de komende jaren het hoofd willen bieden, zijn alle handen nodig. Veel zorgorganisaties zijn bezig met zaken als medezeggenschap, minder regeldruk en een zo goed mogelijke werk-privébalans. Zij zien: hoe beter we dat soort dingen regelen, hoe beter het gaat met onze mensen en hoe beter wij de zorg kunnen leveren die we willen leveren.

‘Laat zorgmedewerkers hulpvragen stellen en oplossingen verzinnen en uitproberen’

Het is belangrijk dat medewerkers zich gezien en gehoord voelen. Werkgevers die hier minder mee bezig zijn, wil ik stimuleren dat wel te gaan doen. In Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg stimuleren we bijvoorbeeld gesprekken tussen werkgevers en werknemers over meer uren werken, werkgevers begeleiden bij het vergroten van de medezeggenschap en werken aan betere mogelijkheden voor een leven lang ontwikkelen binnen de zorg.’

U vindt dat de vrijblijvendheid van technologiegebruik eraf moet. Maar bij de ontwikkeling en implementatie van technologie moet ook uitvoerig worden overlegd met patiënten en personeel. Organisaties lijden bovendien aan het not invented here-syndroom. Dat leidt tot vertraging en problemen bij implementatie. Hoe komen we daarvan af?

‘Er zijn voldoende technologische producten die zorginstellingen vandaag kunnen implementeren. Hoog tijd om dat ook te doen. Ik denk dat dat besef ook wel bij verschillende zorgorganisaties binnenkomt. Zeker als ze zien dat wat bij organisatie A werkt, ook goed bij B werkt. Ik vind ook dat we hier in ons systeem meer op kunnen sturen. Zorgverzekeraars en zorgkantoren hebben daarbij ook een rol.

Overigens weet ik ook hoe belangrijk het is om ruimte te creëren waarbinnen zorgmedewerkers elkaar hulpvragen kunnen stellen: waar is behoefte aan, wat kan beter? Als zij vervolgens ook oplossingen verzinnen, vaak met behulp van technologie, en die oplossingen kunnen uitproberen, kan dat nuttig zijn en zorgen voor draagvlak voor nieuwe technologie in de organisatie.’

Anders organiseren van ‘zorg’ voor ouderen betekent dat ouderenzorg minder intensief wordt en minder kost. Een optimistische gedachte, want ook een verschuiving naar welzijn kost geld.

‘Natuurlijk gaat het deels om terugdringing van de uitgavengroei. De zorguitgaven blijven stijgen, ook in deze kabinetsperiode. De uitgaven gaan wel minder hard stijgen dan eerder voorzien. Heel belangrijk. Maar we moeten ons niet blindstaren op het terugdringen van uitgaven.

Het echte probleem is de personeelstekorten. We moeten dus niet zozeer de kosten remmen, maar vooral de vraag naar zorgmedewerkers. Daarom wil ik de zorg, met name de ouderenzorg, de ruimte geven de zorg anders te organiseren. Met inzet van technologie, informele zorg en regionale samenwerking. Vanuit het ministerie ondersteunen we dit met maatregelen.’

WOZA staat voor: Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen. In uw WOZO-nota staat: ‘Meer en betere kennis is noodzakelijk om de omslag mogelijk te maken; de kennisinfrastructuur moet worden versterkt.’ De ervaring is ook dat kennis in de VVT-sector vaak niet wordt gebruikt, omdat die niet toegankelijk of bekend is of te omslachtig in de praktijk. Wat is de oplossing?

‘Dit noemen wij ook wel professionele zeggenschap, en dat is zeker een aandachtspunt. Hoe haal je de juiste kennis op bij de mensen die met de voeten in de klei staan? En hoe breng je die kennis naar de relevante koepelorganisaties, zodat de kennis verder verspreid kan worden? Die kennisinfrastructuur moet twee kanten oplopen.

Zorginstituut Nederland heeft onlangs een advies uitgebracht over de kennisinfrastructuur in de langdurige zorg. Ik ben daar blij mee. Ik wil voor eind van het jaar met een reactie, een visie daarop komen. Vanuit Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg is er ook nadrukkelijk aandacht voor het ontplooien van effectieve initiatieven ter versterking van professionele zeggenschap.’

Steeds meer ouderen hebben een niet-westerse achtergrond. Dat gaat vaak gepaard met eigen problematiek: veel chronische ziekten, digitaal niet vaardig, opvattingen over wat goede zorg is die soms afwijken van de Nederlandse norm. In hoeverre zijn uw beleidsvoornemens voor hen passend?

‘Ik wil dat alle ouderen in Nederland persoonsgerichte zorg krijgen als dat nodig is. Dat kan soms cultuurspecifieke zorg zijn. We moeten onze kennis op dat vlak vergroten. Daarvoor werk ik samen met partijen als NOOM en Pharos. NOOM werkt bijvoorbeeld aan een leidraad voor zorgaanbieders, met tips en uitgangspunten over hoe zorgaanbieders cultuurspecifieke zorg kunnen organiseren.

‘We moeten laten zien hoe veelzijdig werken in de wijk is’

NOOM heeft de leidraad ontwikkeld met onder meer  zorgaanbieders die ervaring hebben met cultuurspecifieke zorg. Mensen met een niet-westerse achtergrond zitten ook bij ons aan tafel. Met Ouder worden 2040 voert een groot aantal maatschappelijke- en zorgpartijen een dialoog over ouder worden en de transitie die daarvoor nodig is.

Aan dit traject is ook een burgerraad verbonden met deelnemers met een niet-westerse achtergrond. Uiteindelijk komt het erop neer goed te luisteren naar wat ouderen en hun omgeving willen. Sommige zorgorganisaties zijn daar al ver in, en delen hun lessen en goede voorbeelden met anderen.’

U pleit voor herkenbare en aanspreekbare teams wijkverpleging. Hoe valt dat te rijmen met een toenemend aantal zzp’ers in de wijk, afgestudeerde hbo-v’ers die meestal niet in de wijk willen werken en een veelheid aan thuiszorgorganisaties in hetzelfde gebied, waardoor huisartsen niet meer overzien met wie ze te maken hebben?

‘Ik juich het toe als mensen ondernemend zijn in hun werk. Met zo’n houding kunnen we stappen maken om de zorg anders te organiseren, zodat we ook in de toekomst goede zorg kunnen blijven leveren. Over de toename van zzp’ers ben ik minder enthousiast. Daardoor hebben mensen vaak minder binding met de zorgorganisatie. Daardoor wordt het steeds zwaarder voor de mensen die achterblijven.

Op den duur houden zij het niet meer vol. En er is een kostenaspect: zzp’ers in de zorg worden natuurlijk ook ingehuurd door de zorgorganisatie, maar die heeft vaak extra kosten aan het bemiddelingsbureau. Dat geld zou ik graag ergens anders voor gebruiken: voor de zorg. Dan over de wijkverpleging: het is belangrijk dat die herkenbaar en aanspreekbaar is in de wijk.

Niet alleen voor cliënten, maar ook voor huisarts, ziekenhuis en sociaal domein. Zeker omdat we, met name in stedelijk gebied, veel zorgaanbieders kennen, is samenwerking in de wijk essentieel. Landelijke partijen hebben de afgelopen jaren intensief samengewerkt om invulling te geven aan het Hoofdlijnenakkoord wijkverpleging 2019-2022. Dit heeft geleid tot mooie concrete acties, waaronder de Leidraad herkenbare en aanspreekbare wijkverpleging. Die helpt lokale zorgaanbieders en wijkverpleegkundigen om te komen tot afspraken met andere lokale zorgaanbieders.

Om werken in de wijk aantrekkelijk te maken voor net afgestudeerde hbo-v’ers, is verkend of een traineeship kan helpen. De uitkomsten waren positief. Inmiddels is een inspiratiedocument gepubliceerd om zorgaanbieders of andere geïnteresseerden te helpen bij het ontwikkelen van een traineeship in de wijkverpleging. Maar ook de komende jaren willen we ons blijven inzetten voor de wijkverpleging. En wat dan het meeste zou helpen, is als we met elkaar weer kunnen laten zien hoe veelzijdig het werken in de wijk is. Dat zie ik als een belangrijke en mooie uitdaging.’

CV

Werkzaamheden 

2022 – heden minister voor Langdurige Zorg en Sport
2017 – 2022 bestuursvoorzitter zorginstelling Stichting tanteLouise, Bergen op Zoom
2010 – 2017 voorzitter raad van bestuur Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE)
2004 – 2010 manager zorg divisie heelkundig specialismen, UMC Utrecht
2000 -2004 manager zorg divisie chirurgie, UMC Utrecht

Opleiding

1986 – 1988 kaderopleiding gezondheidszorg (deeltijd), Haagse Hogeschool
1979 – 1982 operatieassistent Bronovo Ziekenhuis/regionaal. opleiding Westeinde Ziekenhuis, Den Haag
1978 – 1979 scheikunde, Rijksuniversiteit Leiden
1974 – 1978 havo en vwo, Thorbecke Lyceum Den Haag
1971 – 1974 Jan Campert Mavo, Den Haag