Sandra Cesario en Elif Isik bezochten Nederland in maart. Eerstgenoemde is PhD-programmadirecteur Verplegingswetenschappen aan de Texas Woman’s University (TWU) in Denton. Zij doet onderzoek, geeft onderwijs en ontwikkelt beleid binnen de thema’s verpleegkunde en gezondheid. Cesario heeft bijna 50 jaar ervaring als specialist in vrouwengezondheid. Ze heeft zorg verleend aan vrouwen en pasgeborenen in Amerika, ook binnen inheemse populaties, en andere landen.
Isik werkt als assistent-hoogleraar Verpleegkunde aan de TWU. Zij is gespecialiseerd in adolescentengezondheid en ook actief op het gebied van onderzoek en onderwijs. Haar onderzoek richt zich op zelfmanagement bij adolescenten met astma. Ze heeft tools ontwikkeld en gevalideerd die jonge mensen in staat stellen de regie over hun gezondheid te nemen.

Zijn jullie verpleegkundigen?
‘Ja, we zijn beiden PhD-gediplomeerd en geregistreerd verpleegkundige in de VS.’
Wat zijn de belangrijkste onderwerpen waaraan jullie werken?
Isik: ‘Ik ontwikkel op dit moment een vragenlijst voor astma-zelfmanagement bij adolescenten van 12 tot 21 jaar. Als onderdeel van dit project train ik zowel bachelor- als masterstudenten, zij doen actief mee aan mijn onderzoek. Deze studie wordt gefinancierd door de National Institutes of Health (NIH). De studie is van groot belang omdat hiermee een betrouwbare en gevalideerde zelfrapportage-vragenlijst voor adolescenten wordt ontwikkeld. De lijst is bedoeld om de klinische beoordeling en feedback van behandelaar aan adolescent te verbeteren, terwijl het tegelijkertijd onze kennis over astma-zelfmanagement bij adolescenten vergroot.
Deze studie is innovatief omdat dit de eerste gevalideerde, betrouwbare, uitgebreide en ontwikkelingsgerichte vragenlijst zal worden voor adolescenten-astma-zelfmanagement. De lijst zal multidisciplinaire onderzoekers en clinici van nut zijn bij het beoordelen van een breed scala aan adolescenten-zelfmanagementgedragingen in klinische en onderzoeksomgevingen. Het gaat om gedragingen die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van leven van patiënten in deze belangrijke overgangsperiode.’
Cesario: ‘Mijn onderzoeksprogramma richt zich op gynaecologische kankers (specifiek eierstok- en baarmoederhalskanker), reproductieve besluitvorming en vraagstukken op het gebied van zowel zwangerschap, bevalling en werk als op het gebied van verdelingsvraagstukken en diversiteit in de gezondheidszorg. Mijn rol als PhD-programmadirecteur omvat het beheer van het PhD-Verplegingswetenschappen-programma, het begeleiden van PhD-studenten tijdens hun dissertatie en het geven van doctoraal-cursussen, bijvoorbeeld over de determinanten van gezondheid. Daarnaast ontwikkel en verzorg ik cursussen voor deze groep. Nu ik binnenkort met pensioen ga, is mijn primaire rol wat aan het veranderen. Die richt zich vooral op het begeleiden van anderen en hen helpen met onderzoek en met het schrijven van subsidieaanvragen en publicaties.’
Wat is jullie beeld van de Nederlandse verpleging?
Isik: ‘De Nederlandse verpleegkunde staat bij ons bekend om de sterke nadruk op eerstelijnszorg. We begrijpen dat hier de autonomie van patiënten hoog in het vaandel staat en dat verpleegkundigen zeer uiteenlopende rollen en functies bekleden in met name die eerstelijnszorg. Ik moet bekennen dat mijn kennis hierover niet heel groot is, maar dit is wel het algemene beeld dat wij van jullie hebben. Ik ben met name geïnteresseerd in de manier waarop bij jullie verpleegkundig onderwijs vorm krijgt. En natuurlijk op welke wijze de integratie van praktijk en gezondheidsbeleid wordt georganiseerd binnen het Nederlandse zorgsysteem.’
Cesario: ‘Ik heb begrepen dat Nederlanders over het algemeen in een goede gezondheid verkeren. Ook hier is sprake van vergrijzing, maar als het nodig is worden ouderen hier bijzonder goed verzorgd in hun thuissituatie. En als dat niet meer kan in goed georganiseerde vormen van intramurale ouderenzorg. Waarbij er, als het levenseinde zich aandient, ruimte is om met elkaar te besluiten over de opties die mensen hierbij hebben.
‘Een 36-urige werkweek is in vergelijking met veel andere landen heel mooi’
Twee jaar geleden bezocht ik in Nederland een hospice. Ik was behoorlijk onder de indruk van de wijze waarop deze zorg voor mensen hier vorm krijgt. Ook was ik onder de indruk van de wijze waarop jullie spoedeisende zorg hebben georganiseerd, en de belangrijke rol van verpleegkundigen hierbij. Nederland heeft een universeel – dat wil zeggen: voor iedereen – zorgsysteem met een verplichte basisdekking. Dit kan worden aangevuld met een optionele, aanvullende dekking voor degenen die dat kiezen.
Bij dit alles spelen zorgverzekeraars een belangrijke rol, terwijl deze zorg tegelijkertijd gereguleerd wordt door de overheid. Ik zie daarbij dat er hier een sterke nadruk ligt op eerstelijnszorg.
Wat verpleegkundigen betreft heb ik de indruk gekregen dat zij in Nederland een gerespecteerde beroepsgroep zijn en dat verpleegkundigen een goed salaris krijgen. Tenminste, in vergelijking met veel andere landen. Er is sprake van een 36-urige werkweek, wat in vergelijking met veel andere landen heel mooi is. Ten slotte heb ik ervaren dat er hier vaak sprake is van een niet-hiërarchische werkcultuur en dat er legio mogelijkheden zijn voor loopbaanontwikkeling.’
Er zijn in Nederland actuele verpleegkundige thema’s. Willen jullie per thema beschrijven of deze ook spelen in de VS en, zo ja, hoe ermee wordt omgegaan? Laten we beginnen met efficiency.
Isik: ‘Efficiency is een cruciaal aandachtpunt in de VS. We werken daarom veel met Lean-zorgmodellen, elektronische patiëntendossiers (EPD’s) en gecoördineerde zorginitiatieven die de werklast van verpleegkundigen reduceren en de zorgresultaten verbeteren.’
Cesario: ‘Ook in Nederland is efficiency belangrijk. Het lijkt alsof dit hier wordt bevorderd door de verschillende soorten zorg op een zo eerlijk mogelijk manier te verdelen. In de VS is dat anders, daar is meer verspilling en fragmentatie, wat leidt tot hogere kosten en ongelijke toegang tot goederen, diensten en zorg. Die fragmentatie in de gezondheidszorg is gerelateerd aan de vaak inefficiënte zorgverlening in de VS, waarbij deze zorg niet goed wordt gecoördineerd. Laat staan dat er sprake is van integratie van zorg tussen verschillende zorgverleners, systemen of instellingen. Dit gebrek aan coördinatie en continuïteit kan leiden tot minder goede zorgresultaten, tot onnodige overlap en dus tot hogere zorgkosten.’
Hoe zit het met evidence-based practice (EBP)?
Cesario: ‘EBP is essentieel. Naarmate er meer zorg- en behandelopties worden ontwikkeld, zal het vinden en toepassen van de meest effectieve benadering levens, tijd en geld besparen. EBP betekent ook dat er rekening wordt gehouden met de wensen en behoeften van individuen. Het is niet slechts een lijst van voorgeschreven stappen die geïsoleerd van de input van de patiënt moeten worden uitgevoerd.
EBP betekent ook dat alle beschikbare bewijzen zorgvuldig geëvalueerd en afgewogen worden om een richtlijn te ontwikkelen. En dat is echt iets anders dan in de databases een paar artikelen vinden die een zorgplan ondersteunen dat iemand wil implementeren. In de verpleegkunde zijn EBP en de NIC (Classificatie verpleegkundige interventies, red.) en NOC (Classificatie verpleegkundige zorgresultaten, red.) sterk aan elkaar gerelateerd. Dit komt doordat EBP, NIC en NOC er alle op zijn gericht om patiëntenzorg te verbeteren met gestructureerde en wetenschappelijk onderbouwde methoden. Via EBP wordt het beste wetenschappelijke bewijs gecombineerd met klinische expertise en de voorkeuren van patiënten. Door via EBP te werken weten we dat ons werk is gebaseerd op het beste beschikbare wetenschappelijke bewijs om zorgresultaten te bevorderen.
De NIC biedt een uitgebreid arsenaal van verpleegkundige interventies die zijn gebaseerd op wetenschappelijk bewijs en gericht op het behalen van die zorgresultaten. De NOC ondersteunt ons hierbij door zorguitkomsten te relateren aan die verpleegkundige interventies. Het biedt een gestandaardiseerde taal om veranderingen in de gezondheidstoestand van patiënten te monitoren. Met andere woorden: EBP bevordert het werken met NIC en NOC door het aanreiken van evidence die verpleegkundigen richting geeft bij het kiezen van de juiste interventies en het formuleren van de juiste zorgresultaten. De taal van NIC en NOC biedt een standaard, die niet alleen gebruikt kan worden tussen verschillende zorgsettings, maar ook internationaal, tussen alle landen.’
Hoe staat het ervoor met verpleegkundige theorieën in Amerika?
Isik: ‘Verpleegkundige theorieën, zoals Orems zelfzorgtheorie en Roy’s adaptatiemodel, worden veel gebruikt in onderwijs, onderzoek en praktijk. Verpleegkundige theorieën van Orem en Roy beïnvloeden de praktijk tot op de dag van vandaag. Denk aan het ondersteunen bij een brede en zorgvuldige anamnese, maar ook bij het opstellen van een zorgvuldige zorgplanning en bij patiënteducatie. Hoewel deze theorieën het zichtbaarst zijn in de academische setting, zien we hun uitgangspunten wel degelijk terug in de verpleegkundige praktijk. Misschien niet expliciet gelabeld in de EPD’s, maar zeker wel aanwezig in de onderliggende concepten.’
Cesario: ‘Deze theorieën vormen vaak ook onderdeel van het onderzoek van onze PhD-studenten. Veel van hun werk is terug te vinden op https://nursology.net/.’
Wat is te zeggen over eerstelijnszorg in Amerika?
Isik: ‘Die wordt vaak geleverd via een netwerk van privépraktijken en -organisaties, gezondheidscentra, poliklinieken en geïntegreerde zorgmodellen. De zorg wordt doorgaans geleverd door interdisciplinaire teams bestaande uit artsen, verpleegkundig specialisten, physician assistants (PA’s) en geregistreerde verpleegkundigen (RNs). Vaak zijn de, master-opgeleide, verpleegkundig specialisten hierbij in the lead. Zeker in gebieden buiten de stad. De geregistreerde verpleegkundigen richten zich hier vaak op patiënteducatie, organisatie van de zorg en ziektemanagement.’
Wat kunnen Nederlandse verpleegkundigen leren van hun Amerikaanse collega’s?
Cesario: ‘De diversiteit van de Amerikaanse bevolking heeft geleid tot initiatieven die tegemoetkomen aan een breed scala aan gezondheidszorgbehoeften en geloofsovertuigingen. Dit zou interessant kunnen zijn voor Nederlandse verpleegkundigen. Amerikaanse verpleegkundigen hebben vaak een breed werkgebied, met veel mogelijkheden voor meer geavanceerde rollen en verantwoordelijkheden. Maar dat wisselt wel per staat.’
En wat kunnen Amerikaanse verpleegkundigen leren van hun Nederlandse collega’s?
Isik: ‘Ik heb diepe waardering voor de Nederlandse verpleegkundigen vanwege hun sterke basis in holistische, patiëntgerichte en op de eerste lijn gerichte zorg en preventie.’
Cesario: ‘Ik denk vooral de werk-privébalans, de voordelen van een basisverzekering voor iedereen en ook hoe vakbonden verpleegkundigen kunnen ondersteunen.’
Tot slot: welke boodschap hebben jullie voor Nederlandse verpleegkundigen?
Cesario: ‘We kijken ernaar uit om nog meer van elkaar te leren. We leven in een mondiale samenleving, en het is essentieel dat we activiteiten ondernemen die het verpleegkundig beroep wereldwijd blijven bevorderen.’
Isik: ‘Ik wil mijn waardering uitspreken voor de toewijding van Nederlandse verpleegkundigen aan patiëntgerichte zorg. En voor hun focus op eerstelijnszorg en ook op duurzame verpleegkunde. Verpleging is een beroep dat grenzen overschrijdt, en we hebben allemaal dezelfde uitdagingen: personeelstekorten, evoluerende zorgbehoeften en de noodzaak om voortdurend professioneel te groeien. Door samenwerking, kennisdeling en wederzijds respect kunnen we samen het verpleegkundig beroep blijven versterken en de zorgresultaten wereldwijd verbeteren.’