‘Politieagenten verdienen weinig, verpleegkundigen verdienen nog minder. Het is tijd voor actie!’ Met deze piepkleine advertentie in de Volkskrant luidde verpleegkundige Gaby Breuer in 1988 een serie protesten in die we nu kennen als ‘de Witte Woede’.
In vaak speelse en soms felle protesten eisten verpleegkundigen betere arbeidsomstandigheden, een betere positie en meer salaris. De protesten waren ongekend. Niet eerder hadden Nederlandse verpleegkundigen zó massaal gehoor gegeven aan oproepen tot protest. Hoewel de protesterende verpleegkundigen erin waren geslaagd steun te mobiliseren van media, politici en hun beroepsgenoten, waren de directe resultaten van de protesten minder succesvol. Ze kregen een bescheiden salarisverhoging en weliswaar beloften voor meer professionele autonomie, maar zonder al te concrete plannen over hoe deze uit te voeren.
Tot op de dag van vandaag wordt deze reeks protesten gezien als een grote uitzondering op de regel. Verpleegkundigen worden over het algemeen als apolitiek beschouwd, niet tot actie bereid en als niet-activistisch. Maar een blik op verpleegkundige erfgoedcollecties toont juist een veel rijkere traditie van actievoeren aan dan grotendeels bekend. In dit artikel roepen wij, aan de hand van historische objecten en beelden, op tot meer aandacht voor deze blinde vlek binnen de geschiedenis van de verpleegkunde.
Emancipatie
Al in 1900 verenigden activistische verpleegsters zich in de vakbeweging Nosokómos. Deze organisatie streefde naar emancipatie van het beroep. Het bestuur bestond uit bekende voorvechtsters van het vrouwenkiesrecht. Nosokómos zag het systeem van verpleegopleidingen als een groot obstakel voor een autonome en krachtige beroepsgroep. Destijds werden verplegenden uitsluitend opgeleid door zorginstellingen zelf. Gestandaardiseerde verpleegopleidingen en examens bestonden niet. Artsen en ziekenhuisdirecteuren hadden aanzienlijke invloed op wat verplegenden wel en niet leerden. Leerlingen functioneerden niet als studenten, maar voornamelijk als werknemers. Ze droegen de zwaarste lasten van het praktische werk en kregen weinig betaald. Na voltooiing van de opleiding werden afgestudeerden meestal vervangen door een nieuwe lichting leerlingen, aangezien gediplomeerden te duur werden geacht. Door dit systeem werden de kosten van verpleegarbeid beperkt. Ziekenhuisdirecteuren waren daarom niet bereid dit systeem te veranderen.1
Nosokómos beschuldigde de grootste organisatie voor verpleegkundigen, de Nederlandsche Bond voor Ziekenverpleging, ervan dat die niet de belangen diende van verpleegsters aan het bed. Tijdens haar korte bestaan streefde Nosokómos voortdurend naar een striktere en meer uniforme verpleegopleiding. Dit deed Nosokómos door te pleiten voor overheidsinmenging in verpleegonderwijs en door eigen opleidingen en examens te organiseren. Deze waren veel moeilijker dan die van de Nederlandsche Bond voor Ziekenverpleging. Het kleine, zilverkleurige gediplomeerden-insigne van Nosokómos werd tussen 1900 en 1921 uitgereikt, en was een van de vele verschillende insignes die werden uitgereikt na het voltooien van een vorm van verpleegopleiding.
Vanwege de felle concurrentie met de veel grotere en machtigere ‘Bond’ kreeg het opleidingsprogramma van Nosokómos nooit echt voet aan de grond bij verpleegsters en werkgevers.2 Slechts een handvol verpleegsters had de opleiding voltooid tegen de tijd dat deze werd afgeschaft. In 1921 standaardiseerde de Nederlandse overheid de verpleegexamens. De overheid volgde niet de radicale hervormingen die Nosokómos voorstelde. De verpleegopleidingen zouden nog steeds sterk beïnvloed worden door de pragmatische behoeften van artsen en werkgevers. Niet-officiële opleidingen, waaronder die van Nosokómos, werden stopgezet. Dit insigne symboliseert daarom een vroege, maar mislukte, strijd van activistische verpleegsters voor professionele autonomie.
Geen verpleegster meer
In onze collectie vonden wij ook meer recente voorbeelden van verpleegkundig protest, vooral uit de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. Dat het juist om die periode gaat, is vrij logisch. Het past in bredere maatschappelijke trends in Nederland. De welvaart van de gemiddelde burger steeg enorm in de decennia na de Tweede Wereldoorlog. Er kwam steeds meer aandacht voor kwaliteit van leven en welzijn. De gemiddelde Nederlander werd ook mondiger. Steeds vaker keerden mensen zich tegen de traditionele machtsstructuren zoals de kerk en de staat. Dit leidde tot een sterke toename van protesten in de jaren 60 en 70. Daarnaast kwam de tweede feministische golf op. Vrouwen eisten meer vrijheid en gelijkheid, bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt.3 Ook de verpleging ging mee in de emancipatiedrang. En goed voorbeeld hiervan is een wetswijziging uit 1977. Daarin werd de titel ‘verpleegster’, over het algemeen als denigrerend beschouwd, officieel gewijzigd in ‘verpleegkundige’, een term die beter aansloot bij de complexiteit van het beroep en meer inclusief was voor mannelijke verpleegkundigen.4
Verhalen achter foto’s
Een duik in de beeldcollectie van het Florence Nightingale Instituut (FNI) levert vele foto’s op van protesterende verpleegkundigen en verzorgenden. Het valt ons op dat vrijwel geen van deze foto’s is gemaakt tijdens de Witte Woede. De meeste zijn gemaakt in de jaren ervoor. Bij veel foto’s ontbreekt verdere context, terwijl die juist cruciaal is om verpleegkundig protest meer aandacht te geven. Daarom hebben wij onderzoek gedaan om de verhalen achter de foto’s te kennen.
Bovenstaande foto is een van de beelden die we onderzochten. Wat we wisten: de foto toont protesterende Rotterdamse wijkverpleegkundigen uit 1973. Verder zagen we de protestborden met daarop tegen de overheid gerichte teksten. Bijvoorbeeld: ‘Poen voor kanonnen naar medische bronnen’ en ‘Wie staat borg voor onze gezondheidszorg’. De krant Het Vrije Volk schreef over deze protesten.
Volgens de demonstranten ging te veel geld naar ziekenhuiszorg’
Zo kwamen wij er achter dat 600 wijkverpleegkundigen, huisartsen en andere zorgverleners de straat op gingen voor betere financiering voor de zorg in de ‘oude wijken’ van Rotterdam. Dit waren vooroorlogse wijken waarin de zorgvoorzieningen minder goed georganiseerd waren dan in de nieuwere wijken van de stad. Nieuwe wijken hadden gezondheidscentra, oude wijken vaak niet. Wijkverpleegkundigen gaven aan dat ze moeite hadden samen te werken, omdat ze geen plek hadden om elkaar te ontmoeten. Andere essentiële voorzieningen, zoals apotheken, waren schaars in de oude wijken. Bewoners moesten soms meer dan vijf kilometer reizen om er een te bereiken.
Volgens de demonstranten ging te veel geld naar ziekenhuiszorg, wat resulteerde in een personeelstekort onder wijkverpleegkundigen. In Het Vrije Volk zei wijkverpleegkundige Marijke Schreurs: ‘Het zorgsysteem is ziek; momenteel kunnen we alleen de symptomen bestrijden. Echt helpen is onmogelijk’. Dankzij extra context is deze foto een voorbeeld van hoe verpleegkundigen met protest opkwamen voor betere zorg.
Klachten gebundeld
Behalve foto’s vonden we historische objecten die de traditie van actievoerende verpleegkundigen en verzorgenden illustreren. Zo zijn er zwartboeken. Een zwartboek is een gebundelde verzameling van (persoonlijke) klachten en dient als een krachtig statement, bijvoorbeeld tegen een instantie of beleid. Verpleegkundigen en verzorgenden hebben een traditie in het samenstellen van zwartboeken. Deze boeken staan vol met klachten over schrijnende situaties waarin zij niet de benodigde zorg konden bieden. Deze situaties ontstonden meestal door een gebrek aan tijd en middelen.
Verpleegkundigen en verzorgenden publiceerden de zwartboeken vaak rond georganiseerde protesten om zo hun vakgenoten te voorzien van extra informatie. Soms kon het publiek de boeken ook kopen of werden ze te koop aangeboden aan gezondheidsinstellingen. Het zwartboek was dus op meerdere manieren een aanjager van verandering: door zowel te informeren als te financieren. Daarnaast zijn de zwartboeken voor onderzoekers vandaag de dag een waardevolle bron. Ze vormen een unieke inkijk in de visie van verpleegkundigen en verzorgenden op de gezondheidszorg ten tijde van publicatie.
Een groot deel van de oorspronkelijke inhoud van de zwartboeken is vergeten in de loop der tijd. Toch blijft de traditie bestaan. Een recent voorbeeld hiervan is het werk van Aart Eliens, initiatiefnemer van een van de zwartboeken uit de jaren 80. In plaats van een nieuw zwartboek te publiceren, koos hij er in 2022 voor juist de positieve zijde van het beroep te belichten. Zijn Witboek bestaat uit persoonlijke bijdragen van 1162 verpleegkundigen en verzorgenden, die samen een verhaal vormen dat streeft naar een positiever imago van het verpleegkundig beroep.
Conclusie
De Witte Woede is veruit het bekendste voorbeeld van verpleegkundig protest in de Nederlandse geschiedenis. Toch is het bij lange na niet het enige voorbeeld. De Witte Woede was weliswaar ongekend in omvang, maar door aandacht te geven aan de minder bekende protesten laten we zien dat verpleegkundigen en verzorgenden een veel rijkere traditie hebben in actievoeren dan we doorgaans denken. We hebben aangetoond dat foto’s en objecten uit de verpleegkundige erfgoedcollecties waardevolle kennis over het beroep in zich hebben. Ze illustreren bijvoorbeeld het politieke en activistische werk van verpleegkundigen, werk dat vaak onzichtbaar blijft in wetenschappelijke literatuur en geschiedenisboeken. En zo zijn er nog vele blanco bladzijdes in deze boeken te vullen.
Referentie
- Bakker-Van der Kooij C. De maatschappelijke positie van verpleegsters in de periode 1880-1940. Tijdschr Geschied. 1983;96(3):454–75.
- Wiegman N. ‘Gij completeert zijn arbeid’: over de professionalisering van het verpleegkundig beroep (1880-1925). GEWINA / TGGNWT. 1996;4(19):296–312.
- Kennedy J. Een beknopte geschiedenis van Nederland. 1e ed. Amsterdam: Bert Bakker; 2017.
- Peet van der R. Van verpleegster tot verpleegkundige: honderd jaar wet- en regelgeving in de verpleging, 1921 – 2021. 2021.