Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Interview Stella Penders en Marjolein Knibbeler over hun onderzoek

Beiden werkten ooit als verpleegkundige en beiden hebben nu een duobaan. Zorgadviseur Stella Penders en docent-onderzoeker Marjolein Knibbeler zijn ook promovendus. Ze willen met hun onderzoek onder meer de autonomie van kwetsbare ouderen bevorderen.
onderzoek
Stella Penders en Marjolein Knibbeler: ‘Wij gaan voor het duurzaam combineren van onze functies’. Foto: Henk Rosendal

Stel jezelf alsjeblieft voor

Knibbeler: ‘Ik ben 35 jaar en werk als docent-onderzoeker bij Zuyd Hogeschool. Mijn functie valt onder het lectoraat Wijkgerichte Zorg, onderdeel van de Academie voor Verpleegkunde. Sinds september 2022 word ik voor een promotietraject deels gedetacheerd aan de Universiteit Maastricht.’

Penders: ‘Ik ben 30 jaar, zorgadviseur bij VVT-organisatie Envida en ook als promovendus verbonden aan de Universiteit Maastricht, voor twee dagen per week.’

Jullie werken als promovendus binnen het Accent-project. Wat is dat?

Knibbeler: ‘Het richt zich op het ondersteunen van kwetsbare ouderen die afhankelijk zijn van ondersteuning bij de activiteiten in het dagelijkse leven: ADL-zorg. En op de vraag hoe verpleegkundigen en verzorgenden de autonomie van ouderen hierin zoveel mogelijk kunnen bevorderen. Het project wordt medegefinancierd door ZonMw en valt onder de Academische Werkplaats Ouderenzorg Limburg. Er werken veel partners mee, zoals Zuyd Hogeschool, Universiteit Maastricht, VISTA college, MUMC+, Zuyderland, Envida en Land van Horne.’

Penders: ‘Het project bestaat uit drie afzonderlijke, maar wel samenhangende “werkpakketten”. In het eerste wordt inzicht verkregen in wat autonomie precies is en hoe verpleegkundigen en verzorgenden dit bevorderen. In het tweede werkpakket, waar ik aan werk, worden meetinstrumenten ontwikkeld om autonomie en autonomie-bevorderend gedrag meetbaar te maken. Marjolein is betrokken bij het derde pakket. Dat is gericht op het ontwikkelen en testen van onderwijsmateriaal en strategieën die het professioneel handelen bevorderen van toekomstige verpleegkundigen en verzorgenden.’

Wat verstaan jullie onder autonomie?

Penders: ‘Binnen het ACCENT-project werken wij vanuit de definitie van McCormack. Die stelt dat het bij autonomie zowel gaat om het zelfstandig maken van keuzes als om de vrijheid die keuzes uit te kunnen voeren. Ongeacht de vraag wie dat dan uitvoert. Daarbij speelt de setting waarin een cliënt zich bevindt ook een belangrijke rol.’

Waarom is autonomie belangrijk?

Knibbeler: ‘In de verpleging en verzorging wordt veel gesproken en geschreven over autonomie, maar het is onduidelijk wat er nu precies onder wordt verstaan. Het is heel persoonsgericht, ieder individu ervaart het op zijn/haar eigen manier. Ook de literatuur is niet eenduidig. Dat geldt ook voor wat wordt verstaan onder autonomie-bevorderend gedrag. Het is daarom niet zo vreemd dat er nog geen gevalideerde instrumenten zijn om autonomie-bevorderend gedrag te meten. En dat we eigenlijk niet goed weten in hoeverre autonomie daadwerkelijk wordt bevorderd door het professioneel handelen van verpleegkundigen en verzorgenden. Daar doen wij nu met alle genoemde partijen onderzoek naar, We zijn ongeveer halverwege. We hopen hier de komende jaren veel over te publiceren, zodat er in de opleiding en praktijk meer aandacht en materiaal is om de autonomie van cliënten daadwerkelijk te bevorderen.’

Zijn er tussentijdse resultaten te noemen?

Penders: ‘Binnen het eerste werkpakket is een scoping review uitgevoerd. Vanuit negen verpleegkundige theorieën zijn elementen naar voren gekomen die het concept autonomie beschrijven. Het gaat om: jezelf kunnen zijn, een gevoel van vrijheid en controle over je leven hebben, in staat zijn om keuzes te maken en te uiten en ten slotte bewust betrokken zijn bij het uitvoeren van handelingen. Daarnaast zijn zes thema’s gedestilleerd over autonomie-bevorderend gedrag. Eén: je bewust zijn van je gedrag als zorgverlener. Twee: respecteren van de eigenheid van het individu. Drie: bevorderen van interpersoonlijke connecties. Vier: faciliteren van open communicatie. Vijf: ruimte bieden voor het maken van eigen keuzen. En ten slotte samenwerken in begeleiding en ondersteuning. Deze elementen en thema’s vormen input voor de andere werkpakketten.

Binnen het tweede werkpakket hebben we via twee systematic reviews aangetoond dat er geen valide instrumenten zijn om autonomie-bevorderend gedrag te meten. Voor het meten van autonomie zijn drie instrumenten gevonden. Nu wordt gekeken welk meetinstrument, al dan niet met aanpassingen, het meest passend is. Op het gebied van autonomie-bevorderend gedrag hebben we 16 instrumenten geïdentificeerd. De concepten ervan lopen nogal uiteen, maar ze zijn wel te relateren aan de zes gevonden thema’s. Voorbeelden hiervan zijn persoonsgerichte zorg en empowerment. Voor een tweede studie binnen werkpakket twee zijn we alle 550 items aan het bekijken en selecteren op basis van opgestelde criteria. Het doel is een meetinstrument te ontwikkelen om autonomie-bevorderend gedrag te meten. De zes thema’s vanuit werkpakket één zijn hierbij het uitgangspunt.’

Knibbeler: ‘Binnen werkpakket drie is onderzocht hoe autonomie terugkomt in het theoretisch onderwijs van helpende niveau 2 tot en met verpleegkundig specialist niveau 7. Dat is gedaan via een documentenstudie en semigestructureerde interviews met docenten en studenten. Uit de documenten blijkt dat er weinig concrete handvatten zijn voor het aanleren van autonomie-ondersteunend gedrag. Docenten erkennen het belang ervan, maar baseren hun lessen vooral op eigen ervaring. Studenten geven aan dat dit thema nauwelijks aan bod komt in de theorie en vooral wordt geleerd tijdens stages. Een aanvullende observatiestudie inclusief korte interviews toont dat dit leren vooral impliciet gebeurt, door imitatie van werkbegeleiders zonder kritische reflectie. Autonomie-ondersteunend gedrag is zichtbaar in de praktijk, maar de focus ligt vooral op zelfredzaamheid in plaats van op keuzevrijheid – de kern van autonomie.’

Hebben jullie altijd al onderzoek willen doen?

Penders: ‘Niet vanaf het begin. Ik begon mijn zorgcarrière als mbo-verpleegkundige en heb erna de verkorte hbo-v-opleiding gevolgd. Toen ik klaar was in 2019 kreeg ik de kans een masteropleiding te doen: Gezondheidsinnovatie bij Zuyd Hogeschool. Binnen de hbo-v en de masteropleiding maakte ik kennis met onderzoek doen. Ik wilde me verder ontwikkelen en kreeg via Envida, ook betrokken bij ACCENT, de kans om dit promotie-traject te doen.’

‘We zijn beiden van het leven lang leren

Knibbeler: ‘Ook ik ben begonnen als mbo-verpleegkundige en heb de verkorte opleiding hbo-v gedaan. Daarna heb ik de master Management en Innovatie in Maatschappelijke organisaties gedaan bij de HAN. Onderzoek heeft mij altijd getrokken, promoveren was al langer een wens. Toen ik bij Zuyd Hogeschool en het lectoraat de kans kreeg een promotie-traject te doen op het snijvlak van verpleegkunde en onderwijs hoefde ik niet lang na te denken.’

Jullie volgen toch wel vergelijkbare trajecten?

Knibbeler: ‘Dat kan je wel zeggen. We zijn beiden van het “leven lang leren”, en dat is voorlopig nog niet gestopt.’

Penders: ‘Een groot voordeel van de route die wij hebben gevolgd is dat je goed op de hoogte bent van het reilen en zeilen in de zorg, bij cliënten en vaak ook binnen organisaties.’

Wat heeft jullie werkgever aan deze promotietrajecten?

Knibbeler: ‘Wij leren veel en brengen die expertise mee naar onze organisatie. Je kijkt hierdoor met andere ogen en dat bevordert het innovatieve vermogen. Via deze weg ontwikkelen en verbeteren anderen zich ook weer en dat leidt tot betere zorg.’

Penders: ‘Door het project worden wij ons bewuster van het belang van autonomie en de wijze waarop je die kunt versterken. Zowel binnen zorgorganisaties in samenwerking met collega’s en cliënten als in het onderwijs, bijvoorbeeld de student.’

Jullie hebben beiden een duobaan. Hoe bewaak je je uren?

Penders: ‘Ik heb twee werkgevers. Het helpt dat ik gestructureerd kan werken. Maar daarmee voorkom je niet dat het soms wat veel wordt. Je wilt het altijd goed doen, voor beide werkgevers. En dat kan nu eenmaal niet altijd. Het helpt als je dat kunt relativeren en ook bespreekbaar kunt maken bij betrokkenen.’

Knibbeler: ‘Ik ben gestructureerd in mijn werk. Kan zaken en banen goed combineren en duidelijk aangeven wanneer iets prioriteit behoeft. Ik heb in de afgelopen jaren steeds meer geleerd duidelijk grenzen aan te geven. Ik ben daar helder in. Daarbij word ik gesteund door zowel mijn teamleider binnen Zuyd als het promotieteam. Er is over en weer begrip en altijd ruimte voor een gesprek.’

Wat is nog meer van belang in dit soort combi-trajecten?

Penders: ‘Geef goed aan wat je nodig hebt om verder te kunnen. Dan helpt het als je wat ouder bent en enige praktijk- en levenservaring hebt. Je hebt dan al meer ervaring in plannen en organiseren en bent waarschijnlijk ook meer zelfzeker over je kunnen en handelen. Het is behulpzaam geweest dat ik in de zorg heb gewerkt. Door te werken in verschillende zorgsettings leer je veel. Bijvoorbeeld in de wijkzorg; je werkt daar heel zelfstandig en komt in verschillende situaties bij uiteenlopende cliënten terecht. Je moet hiervoor goed kunnen plannen, anticiperen en organiseren en op een creatieve manier in oplossingen kunnen denken. Daar heb ik nu voordeel van.’

Wat zijn jullie nog meer tegengekomen bij de combibanen en het promotietraject?

Penders: ‘Het balanceren tussen twee banen. Als ik bijvoorbeeld voor de universiteit een congres bijwoon in het buitenland, kan ik niet aanwezig zijn bij mijn andere baan. Ik ervaar ruimte en begrip bij dit soort zaken. Het is belangrijk om dit tijdig te bespreken, afspraken te maken en op de hoogte zijn van elkaars verwachtingen.’

Knibbeler: Daarnaast kan het privé gevolgen hebben. Je bent zó intensief bezig met een traject, dat het voor anderen, en relatieve buitenstaanders, vaak lastig is om te volgen. Hierin helpt voor mij het contact met mijn copromotoren als dagelijks begeleiders en dat drie promovendi samenwerken binnen het ACCENT-project. We weten en begrijpen wat de ander doormaakt en steunen elkaar waar nodig.’

Penders: ‘Onderzoek doen is ook niet iets wat je zomaar doet. Het kost veel tijd om een goede onderzoeksvraag en methoden op te stellen, deze op een juiste manier uit te voeren en dit ook goed op papier te zetten. Dus het is zeker ook een pré als je voldoende geduld en doorzettingsvermogen hebt. Natuurlijk doe je dit niet alleen en helpt de begeleiding van het promotieteam hierbij.’

Beveel je anderen een combibaan en promotietraject aan?

Knibbeler: ‘Jazeker. Een drijfveer van mij is om mezelf te blijven ontwikkelen. Daar word ik steeds beter van en zo kan ik invloed uitoefenen op de uiteindelijke kwaliteit van zorg, want daar ligt nog altijd mijn hart. Als anderen dit ook zo zien, is dit zéker een traject om te doorlopen.’

Penders: ‘Helemaal eens. Het is leuk om nieuwe en uitdagende dingen te ervaren en leren.’

Wat gaan jullie doen na je promotie?

Beiden: ‘De kennis en ervaring van het traject en de uitkomsten/opbrengsten meenemen in verdere professionele ontwikkeling. We vinden het belangrijk om werk te doen dat de kwaliteit van zorg op grotere schaal positief beïnvloedt. Zowel in het belang van (toekomstige) verpleegkundigen als cliënten. Een precieze vorm heeft dit nog niet, maar het is duidelijk dat wij beiden blijven gaan voor het duurzaam combineren van functies.’

Wat is jullie boodschap aan de lezers van TvZ?

Knibbeler: ‘Word je nog meer bewust van de wijze waarop jij cliënten ondersteunt in hun autonomie. Sta daar eens bij stil, bedenk hoe je het nu doet en of dat ook anders zou kunnen.’

Penders: ‘Heb je ook de ambitie om jezelf verder te ontwikkelen, je te verdiepen in je beroep of op een andere manier bij te dragen aan goede zorg? Weet dan dat promoveren zeker een goede optie is.’